De dader is verplicht in de vrijplaats te blijven tot de dood van de hogepriester en mag pas na diens dood naar zijn eigen gebied terugkeren. Dit zijn wettelijke bepalingen die voor jullie en voor alle komende generaties gelden, waar jullie ook wonen.
Als iemand een ander gedood heeft, mag hij alleen op grond van getuigenverklaringen ter dood gebracht worden, maar de verklaring van één getuige is niet voldoende om iemand ter dood te veroordelen. Je mag geen losprijs aannemen voor het leven van een moordenaar die schuldig bevonden en ter dood veroordeeld is; zo iemand moet ter dood gebracht worden. Je mag ook geen losgeld aannemen van iemand die naar een vrijplaats is uitgeweken en nog voor de dood van de priester wil terugkeren naar zijn eigen woonplaats. Jullie mogen het land waarin je woont niet ontwijden. Bloed ontwijdt het land, en wanneer er bloed vergoten is, kan er alleen verzoening voor het land bewerkt worden door het bloed van degene die bloed vergoten heeft. Jullie mogen het land waarin jullie wonen en waarin Ik woon, niet verontreinigen, want Ik, de HEER, woon te midden van de Israëlieten.”’